Onderaan het artikel vindt u nog een korte samenvatting van Mr Bart Caron zoals terug te vinden op zijn eigen website. Daaronder heb ikzelf nog eens mijn eigen bedenkingen geplaatst bij het originele artikel. De Rode tekst beduidt dat het iets te zien heeft met Bruggenhoofd Gent (thema website). Blauw zijn de paragrafen waar ikzelf onderaan een bedenking heb gezet. 
                    
                      vergadering C230 – LEE32
                        zittingsjaar 2011-2012
                        Handelingen:Commissievergadering
                        Commissie  voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening 
                        en Onroerend Erfgoed 
                        van 16 mei 2012
                        VOORLOPIGE  VERSIE
                        Niet citeren zonder de bron  te vermelden
                        Commissievergadering nr.  C230 – LEE32 (2011-2012) – 16 mei 2012
                        Vlaams Parlement – 1011  Brussel – 02/552.11.11 
                        
                        INHOUD
                        Vraag om uitleg van de heer  Bart Caron tot de heer Geert Bourgeois, viceministerpresident 
                        van de Vlaamse Regering,  Vlaams minister van Bestuurszaken, 
                        Binnenlands Bestuur,  Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over: 
                      de 
                        bescherming van militair  erfgoed van na de Eerste Wereldoorlog 
                        Commissievergadering nr.  C230 – LEE32 (2011-2012) – 16 mei 2012.
                        Waarnemend voorzitter: de  heer Wilfried Vandaele
                          
                            De voorzitter  : De heer Caron  heeft het woord.
                          
                      De heer Bart Caron: Minister, ik  stelde eerder al een vraag over de verdedigingsgordel Bruggenhoofd Gent. Ik wil die  vraag vandaag wat breder benaderen en het belang van dit erfgoed benadrukken.
  Dat voorbeeld in Gent is een  toonbeeld van de fortificatiepolitiek uit het Interbellum. Niet 
                        alleen in de zuidrand van  Gent werden allerlei bunkers aangelegd, ook aan de kust zijn er tal 
                        van voorbeelden van die  fortificatie-politiek. Rond Gent zijn er in twintig gemeenten niet 
                        minder dan 228 bunkers  gebouwd. Dat is een immense hoeveelheid aan militaire versterking.
                        Minister, toen ik u vroeg hoe  deze verdedigingsgordel kon worden bewaard voor het 
                        nageslacht, antwoordde u dat  alle aandacht inzake militair erfgoed momenteel gaat naar de 
                        gedachtenis van de relicten  van de Eerste Wereldoorlog en dat het interbellum en de Tweede Wereldoorlog derhalve moeten  wachten op initiatief. Ik kan dat in zekere zin begrijpen. Ik doe niets af aan die  verdienste en aan het werk dat daarvoor gebeurt. Ik weet dat er al heel wat inventariswerk is gebeurd  en dat er een dossier wordt voorbereid voor werelderfgoed.
                        Niettemin is er ook dat  andere heel interessante erfgoed dat daarna werd geconstrueerd omdat het op zijn beurt een  reflectie is van een tijdsgeest en van het denken over verdediging en inrichting van de ruimte.
                        Ik ben een beetje gealarmeerd  omdat een deel van dat erfgoed onder druk staat omdat die 
                        batterij van bunkers verspreid  ligt over heel veel verschillende eigenaars. Intussen zijn die 
                        relicten mee verkocht met  gronden van de Belgische Staat en van het leger aan private 
                        eigenaars. Die gebouwen staan  her en der verspreid en behalve op een kaart, ziet men ook 
                        niet langer de samenhang in  het landschap van deze eenheid. Door de versnippering inzake 
                        eigenaars worden ze bovendien  met sloop bedreigd. Gemeentebesturen die het belang daarvan inzien, proberen met  sloopaanvragen voorzichtig om te gaan omdat ze willen dat de relicten in hun gemeenten  blijven. Ze hebben echter weinig elementen om dat te
                        argumenteren. Ze hebben  nauwelijks een juridisch stok achter de deur. Daarnaast hebben sommige gemeenten onvoldoende  inzicht in de erfgoedwaarde van het totaalkader. Niet elk afzonderlijk relict is  waardevol, het gaat om het geheel van die sites en de diversiteit en
                        samenhang daarvan. Het is  typisch voor het onroerend erfgoed dat één element onvoldoende 
                        is maar dat het geheel telt. De eigenaar heeft echter vaak uitsluitend zijn eigen concrete eigendom in het vizier. Een  kleine veldpost kan in het geheel plots veel interessanter blijken dan een kolossale bunker,  omdat die significant is voor het geheel. 
                        Minister, het zou nuttig zijn  om hierover een algemene visie te ontwikkelen. Ik weet dat uw administratie veel werk  heeft. Ik ben echter bezorgd over het erfgoed en vind dan ook dat we voor dit geheel een algemene  visie moeten ontwikkelen.
                        Er zijn een aantal  vrijwilligersverenigingen in Vlaanderen die veel voorbereidend werk hebben gedaan. Er zijn heel  wat voorbeelden van herbestemming en integratie. Wat de 
                        militaire sites betreft, denk  ik dan aan de wijze waarop bijvoorbeeld Walraversijde is 
                        ontwikkeld in Oostende. Dat  is een voorbeeld van hoe dergelijke relicten een troef kunnen
                        worden. De militaire  betekenis en de landschappelijke waarde worden door de inplanting mede versterkt en  gevaloriseerd.
                        Ik pleit ervoor om op een  positieve manier het militaire erfgoed een betekenis te geven in de samenleving.
                        Minister, waarom laat u  kostbare tijd voorbijgaan voor u aan de bescherming van het 
                        militaire erfgoed van het  interbellum en de Tweede Wereldoorlog wilt beginnen? Dat is de 
                        indruk die bij een aantal van  die vrijwilligersverenigingen bestaat. Ik denk dat de bedreiging 
                        niet gering is. Er zijn de  voorbije decennia al heel wat restanten gesloopt. We moeten
                        nadenken over wat we wel en  niet wensen te behouden en waarom.
                        Ik pleit ook niet voor het  behoud van alles, laat dat duidelijk zijn. Ik pleit voor een visie, voor een gericht behoud van delen  van ensembles, van significante plekken die de betekenis van 
                        dat erfgoed illustreren. Ik  pleit er dus niet voor om bij wijze van spreken alle molens die er 
                        ooit in Vlaanderen hebben  gestaan, terug te zetten. We moeten getuigen hebben van het verleden, maar die liefst ook  een andere, hedendaagse betekenis en invulling geven, zoals 
                        trouwens ook in uw  beleidsnota staat, minister.
                        Erkent u het belang van een  globale visie op Vlaams niveau bij de bescherming van het 
                        militaire erfgoed uit de  periode na Wereldoorlog I? Is het mogelijk om op korte of 
                        middellange termijn tot zo’n  visieontwikkeling te komen, die als leidraad kan dienen om de 
                        gemeentebesturen te  ondersteunen bij het nadenken over slopingsaanvragen? Daarbij speelt
                        natuurlijk ook de vraag of ze  al dan niet op een inventaris staan. Komt er dan nieuwe regelgeving die op die manier  de andere omgang daarmee zal bewerkstelligen?
                        Kan het Bruggenhoofd Gent,  bij mijn weten de belangrijkste site die we in Vlaanderen 
                          hebben, hierbij een testcase  zijn?
                      
                        De heer Wilfried Vandaele: Ik deel uw  bezorgdheid, mijnheer Caron, maar ik heb toch de 
                        indruk dat er de voorbije  jaren wel degelijk een aantal beschermingen zijn gebeurd. Ik ken er 
                        een aantal persoonlijk, niet  alleen van het interbellum, maar ook van Wereldoorlog II. Ik vind 
                        het ook een bijzonder goede  evolutie dat men ook vanuit Natuur rekening houdt met het 
                        bestaan en het behoud van die  elementen. Dat de klemtoon nu op Wereldoorlog I ligt, daar 
                        kennen we natuurlijk de  verklaring voor, in de aanloop naar ‘100 jaar Groote Oorlog’.
                      
                        De voorzitter: Minister  Bourgeois heeft het woord.
                      
                          Minister Geert Bourgeois: Mijnheer Caron,  in zoverre bij vrijwilligersverenigingen, die ik 
                        ten zeerste waardeer, de  indruk zou bestaan dat ik kostbare tijd zou verliezen voor het 
                        oorlogsgerelateerde erfgoed  uit het interbellum en de Tweede Wereldoorlog, moet ik dat ten
                        stelligste ontkennen. In  zoverre u die indruk ook tot de uwe zou maken, wil ik dat ook ten 
                        aanzien van u formeel ontkennen.
                        Het oorlogserfgoed uit het  interbellum en de Tweede Wereldoorlog is heel ruim en gaat van 
                        militaire constructies tot  wederopbouwarchitectuur en gedenktekens. Er wordt wel degelijk 
                        aandacht aan besteed. Mijn administratie inventariseert en beschermt ook erfgoed gerelateerd
                        aan de Tweede Wereldoorlog.  Ik geef slechts enkele voorbeelden. In de Inventaris van het 
                        Wereldoorlogerfgoed zijn 180  items opgenomen die gerelateerd zijn aan de Tweede 
                        Wereldoorlog. De vastgestelde  Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed bevat 74 
                        verdedigingswerken uit de  Tweede Wereldoorlog als aparte relicten. Het Bruggenhoofd Gent 
                        werd in verschillende  inventarissen bij de gemeente-inleiding vermeld. Bij de inventarisatie 
                        van Wetteren in de periode  2002-2003 werden de bunkers stuk voor stuk opgenomen in de 
                        vastgestelde Inventaris van  het Bouwkundig Erfgoed (1). Ik beschermde al tientallen 
                        oorlogsgedenktekens die voor  de slachtoffers van beide oorlogen werden opgericht. Ik wijs 
                        ook op de bescherming uit  1997 van de Atlantikwall, een expliciet aan de Tweede 
                        Wereldoorlog verbonden site,  en op de Antitankgracht uit 1939, die te Haacht beschermd 
                        werd als landschap en  monument.
                        Maar ook de gevolgen van de  Eerste Wereldoorlog voor de lokale bevolking verlies ik niet uit 
                        het oog, door onder andere de  aangekondigde bescherming van geografische pakketten in de 
                        Westhoek en Leuven, waar heel  wat wederopbouwarchitectuur zal worden beschermd. Ook
                        bij de bescherming van  Dendermonde in 2003 was er veel aandacht voor de 
                        wederopbouwarchitectuur uit  het interbellum.
                        Ik ben het dus volstrekt met  u eens dat we onze blik niet mogen vernauwen tot één periode uit 
                        de militaire geschiedenis. Ik  wens ook oog te hebben voor alle restanten uit dat militaire 
                        verleden.
                        Vroeger is er vooral gefocust  op oude militaire constructies zoals burchten en forten. Mooie 
                        voorbeelden daarvan zijn de  bescherming van de forten langs de Spaans-Hollandse linie, het 
                        fort Napoleon te Oostende; de  bescherming van de Vauban-fortificaties te Oudenaarde en 
                        Ieper. Vauban heeft trouwens  veel geleerd van onze Simon Stevin. 
                        In 2011 nog startte ik een  dossier op dat de militaire evolutie tussen 1870 en 1918 duidde 
                        langs wat bekend staat als  ‘Stellung Antwerpen’. Voor mij past de inventarisatie en 
                        bescherming van militair  erfgoed uit het interbellum en de Tweede Wereldoorlog in dat 
                        ruimere historische traject.
                        U vraagt of ik het nuttig  vind een omvattende visie over militair erfgoed na de Eerste 
                        Wereldoorlog te hebben. Zoals  ik eerder al in mijn beleid aantoonde, wens ik op basis van 
                        ruime visies op Vlaams  erfgoed over te gaan tot gedegen beschermingen om ons erfgoed te 
                        bewaren. Daarom leg ik ook de  nadruk op thematisch onderzoek, inventarisatie en bescherming. Zo zijn onder  andere de dossiers met betrekking tot de oorlogsgedenktekens tot 
                        stand gekomen en zal door  mijn onderzoekers bijvoorbeeld ook een systematische studie 
                        worden gewijd aan de  Hollandstellung, om ook daar tot een gedegen bescherming te komen.
                        Er wordt dus voortdurend aan  een omvattende visie gewerkt voor het militaire erfgoed uit de 
                        periode 1918-1945.
                        Om de Tweede Wereldoorlog  goed te kunnen begrijpen, moet je trouwens goed de Eerste 
                        Wereldoorlog doorgronden. De  constructie van militaire gebouwen hangt zeer sterk samen 
                        met de militaire evolutie.  Het is dan ook een logica om eerst relicten uit de Eerste 
                        Wereldoorlog te onderzoeken  en te beschermen en vervolgens aan te sluiten bij het
                        interbellum en uit te monden  bij de Tweede Wereldoorlog. (2) 
                        We staan inderdaad voor de  grootschalige herdenking 2014-2018, maar het is ook een 
                        beleidsmatige en  wetenschappelijke logica om op die manier te werken: Wereldoorlog I, 
                        interbellum, Wereldoorlog II.  Daarom heb ik ook op uw schriftelijke vraag geantwoord dat “er zal worden nagegaan wanneer  dit de volgende jaren op de beschermingskalender kan
                        worden opgenomen”. Ik  antwoordde niet dat alle aandacht inzake militair erfgoed momenteel 
                        gaat naar de gedachtenis van  Wereldoorlog I en dat het interbellum derhalve moet wachten 
                        op initiatief.
                        Op uw vraag naar timing kan  ik dus antwoorden dat ik mijn administratie zal vragen om, 
                        aansluitend bij het erfgoed  van de Eerste Wereldoorlog, verder te werken aan de 
                        inventarisatie en de  bescherming van het militaire erfgoed uit het interbellum en de Tweede 
                        Wereldoorlog.
                        Algemeen kan ik u meegeven  dat de opmaak van een inventaris van het militaire erfgoed uit 
                        de periode 1918-1945  uiteraard de beste leidraad zou zijn voor de gemeenten die moeten 
                        oordelen over  slopingsaanvragen. Bij een expliciete opname in de vastgestelde inventaris 
                        dient een gemeente formeel  rekening te houden met dit erfgoed bij haar vergunningenbeleid
                        en initiatieven aangaande  ruimtelijke planning. Vroeger werden dergelijke linies in de 
                        Inventaris Bouwkundig Erfgoed  beschreven in de gemeente-inleiding. Die inleidingen 
                        kunnen echter niet worden  vastgesteld. Sommige gemeenten gebruiken nu al de gemeenteinleiding 
                        om op de erfgoedwaarde van  dit erfgoed te wijzen. 
                        Een dergelijke constructie  hoeft stricto sensu ook niet in de inventaris opgenomen te zijn om 
                        als beoordelingsgrond  meegenomen te worden bij een vergunningsaanvraag. Conform de 
                        Codex Ruimtelijke Ordening  kan de gemeente nu al een vergunning weigeren vanwege de 
                        cultuurhistorische aspecten  in de afwegingsgrond. Het is dan aan de gemeente om te bepalen 
                        aan welke waarden ze belang  hecht in haar lokaal beleid. Het is wel duidelijk dat het om 
                        erfgoed gaat dat pas het  laatste decennium op meer interesse kan rekenen en dat deze 
                        appreciatie alleen maar zal  toenemen.
                        Indien de gemeente meent  onvoldoende expertise in huis te hebben om een goede evaluatie te 
                        maken van de erfgoedwaarde  van militaire constructies, is mijns inziens ook een 
                        samenwerking met het Simon  Stevin Vlaams Vestingbouwkundig Centrum en de 
                        verantwoordelijke achter de  website www.bunkergordel.be mogelijk. Mijn administratie zal
                        in elk geval ook met deze  personen samenwerken om tot de noodzakelijke omvattende visie 
                        te komen.
                        In het bijzonder over de  timing van het dossier van het Bruggenhoofd Gent kan ik het 
                        volgende meegeven. In eerste  instantie werken we aan de bescherming van de 
                        Hollandstellung. Mijn  administratie heeft al gevorderde ideeën over hoe de bescherming er 
                        gaat uitzien.(3)  De relevante  delen van de Stellung Antwerpen zijn ondertussen op ontwerp van 
                        lijst geplaatst door het  ministerieel besluit van 28 juli 2011. De Stellung Antwerpen vormt 
                        samen met de Hollandstellung  één defensieve gordel die elke landing via Nederland of het 
                        doorstoten van geallieerden  naar Antwerpen moest stoppen. Het is dus logisch dat de 
                        Hollandstellung als eerste  verder uitgewerkt wordt. Als die logica niet gevolgd wordt, zitten
                        we in feite met een halve  bescherming van WO I.
                        Na het onderzoek zal de  voorlopige bescherming in 2013 ingezet kunnen worden, zodat in 
                        2014 de definitieve  bescherming volgt. Dat zou mooi passen binnen de herdenkingen van 
                        WOI en in dit geval concreet  de initiatieven die onder andere in het Meetjesland en het 
                        Waasland rond de  Hollandstellung zullen worden georganiseerd. Omwille van zowel
                        efficiëntie als het afwerken  van beleidsthema’s is het dus voor de hand liggend dat eerst de 
                        Hollandstellung onderzocht en  beschermd wordt.
                        Een vooronderzoek voor  Bruggenhoofd Gent zou aansluitend hierbij in 2014 kunnen worden 
                        opgestart (4), in functie van een  beschermingsdossier in 2015. Een belangrijk werk zal erin 
                        bestaan om ook zicht te  krijgen op gelijkaardige militaire constructies in de rest van 
                        Vlaanderen. Ook dat zal enige  onderzoektijd vergen (5).
                        Wat uw bezorgdheid over de  bedreiging van het Bruggenhoofd Gent betreft, kan ik meegeven 
                        dat er zeker geen acute  bedreiging is van het bruggenhoofd als geheel, maar wel van een 
                        aantal individuele bunkers  die er deel van uitmaken. In de laatste drie jaar zijn er drie bunkers
                        gesloopt, ondanks het ongunstige  advies van mijn administratie (6)
                        Ik heb al gewezen op de taken  en verantwoordelijkheden van de gemeentebesturen. Ze 
                        hebben een ongunstig advies  gekregen, maar zijn niettemin overgegaan tot het verlenen van 
                        een slopingsvergunning. Ik  heb me voorgenomen om maatregelen te nemen, hoewel we dat 
                        in principe niet doen. Mijn  agentschap werkt heel graag wetenschappelijk en doet een 
                        grondige studie om de hele  linie in kaart te brengen, te onderzoeken en te bepalen welke 
                        constructies moeten worden  beschermd en welke niet. Niet elk onderdeeltje moet worden 
                        beschermd. De administratie  kan niet alles tegelijk doen en werkt in een logica WO I – 
                        interbellum – WO II. Ik heb u  de volgorde en de prioriteiten gegeven. Toch heb ik aan de
                        administrateur-generaal  gezegd dat we, als we nog worden geconfronteerd met vragen tot 
                        sloping en er een bedreiging  is, moeten overgaan tot voorlopige bescherming, ook al is dat 
                        niet gekaderd en weten we  misschien nog niet definitief alles over die erfgoedwaarde. 
                        Daarvoor moet mijn administratie  bijkomend ad hoc een zorgvuldig dossier maken. Op dat 
                        vlak werken we veel grondiger  dan vroeger, maar dat is helemaal geen verwijt. Elk dossier 
                        wordt nu veel grondiger  aangepakt. Ik heb dat nog eens kunnen beklemtonen naar aanleiding
                        van de discussie over de  Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen 
                        (KCML). De administratie is  geprofessionaliseerd en werkt met grondige dossiers. Dat is ook 
                        nodig, want er zijn meer en  meer procedures bij de Raad van State. Je moet grondiger 
                        motiveren en de waarde  aantonen. Daarom is het eigenlijk niet goed dat we in die linies werk 
                        ad hoc moeten doen, dat  tussen het andere werk komt en niet past in de ruimere visie. Maar 
                        als het nodig is om bewarende  maatregelen te nemen, als we op de hoogte zijn, gaan we dat 
                        doen.
                        U vraagt of het Bruggenhoofd  Gent een testcase zou kunnen zijn. Gezien de grote kennis die 
                        aanwezig is over Bruggenhoofd  Gent bij www.bunkergordel.be en bij het Simon Stevin 
                        Vlaams Vestingbouwkundig  Centrum, is de optie om in die samenwerking het Bruggenhoofd
                        als testcase uit te werken,  zeker mogelijk. Ik heb dat trouwens, als ik me niet vergis, ook 
                        aangegeven in mijn antwoord  op uw schriftelijke vraag.
                      
                        De heer Bart Caron: Dank u wel,  minister, voor het antwoord. Ik ben er tevreden mee, maar 
                        ik wil, als dat mogelijk is,  nog een beetje precisering krijgen. Ik ben blij met het antwoord 
                        omdat het in de richting gaat  van de ontwikkeling van een totaalvisie met beschermende 
                        maatregelen voor het geheel  van het militaire erfgoed uit het interbellum en WOII. Het is
                        waar, intellectueel zeker,  dat je geen visie kunt ontwikkelen zonder eerst voldoende inzicht te 
                        hebben in WOI, omdat de  manier waarop de militaire versterkingen zijn ontwikkeld nadien, 
                        daardoor zeer sterk beïnvloed  is. Daarna is het telkens veranderd door de technologische 
                        evolutie, ook het militair  materieel. Dat is een interessante benadering voor het erfgoed.
                        Minister, ik ben het eens met  het feit dat het grondig onderzocht wordt zodat er niet om de 
                        haverklap aparte objecten  onderzocht worden. Ik steun u, maar het zou natuurlijk fijn zijn dat 
                        het sneller zou kunnen gaan.  Ik vind het ook logisch dat u eerst de Hollandstellung en de 
                        Stellung Antwerpen neemt. U  hebt bijna een kalender meegegeven, maar ik zou graag hebben 
                        dat het onderzoek voor de  rest van Vlaanderen op tijd begint. Ik begrijp dat een concrete 
                        timing werk is voor na 2014.  Mijnheer Vandaele, in ons geval is dat iets als de hemel, iets 
                        onbereikbaar na 2014.
                      
                        De heer Wilfried Vandaele: Ik zou het op  prijs stellen als u enkel voor uzelf zou spreken.
                      
                        De heer Bart Caron: Excuseert u mij. 
                        Minister, ik ben blij dat u  opdracht hebt gegeven aan de administrateur-generaal om 
                        eventueel bewarende  maatregelen te nemen als er nog relicten bedreigd zouden zijn. Het
                        duidt net op de noodzaak om  een totaalvisie te ontwikkelen en om aan te duiden welke 
                        relicten belangrijk zijn en  behouden moeten worden en welke niet, zodat we niet telkens die 
                        discussie moeten voeren.
                        De gemeente-inleiding kan een  leidraad zijn voor de gemeenten. Laat ons daarop inzetten. 
                        Door de nagedachtenis aan WO  I kan er een besef groeien bij lokale besturen dat wat er is 
                        van daarna, ook waardevol is.  U zegt dat dat erfgoed pas de laatste jaren gewaardeerd wordt.
                        Ik herinner mij uit mijn  jeugdjaren dat we bunkers ook voor andere dan militaire doeleinden 
                        gebruikten. We speelden er  vaak in. Misschien is dat ook een functie die we ze morgen 
                        kunnen geven. Er is inderdaad  een groeiende waardering. Het is merkwaardig om op Cap 
                        Gris-Nez de scheefgezakte  bunkers op het strand te zien liggen. Het zou toch belangrijk zijn 
                        om ze beter te beschermen in  die zone van Normandië tot in Nederland. Het gaat inderdaad 
                        vooral om Duitse  versterkingen, maar ze zeggen wel iets over onze geschiedenis.
                        Minister, ik hoop dat we  vooruitgaan en dat de testcase mogelijk wordt. Ik ben blij dat u wilt 
                        ingrijpen, desnoods met  voorlopige beschermingen. Het geeft ten minste een jaar de tijd om 
                        na te gaan of een object  waardevol is. Ik zou graag hebben dat u de gemeenten op de hoogte 
                        brengt zodat de aandacht er  is. 
                      
                        De voorzitter: Minister  Bourgeois heeft het woord.
                      
                        Minister Geert Bourgeois: In mijn  jeugdjaren werd Cap Gris-Nez nog ‘Grijze nesse’ 
                        genoemd. 
                        Ik ben blij dat u impliciet  toch een bloempetje geeft aan het Vlaams Erfgoedbeleid. Het 
                        contrast is inderdaad vaak  erg groot maar ik denk dat er toch al heel wat gebeurd is.
                        Ik heb me daarstraks de  bedenking gemaakt dat ik de administrateur-generaal de opdracht zou 
                        geven om alle gemeenten een  brief te schrijven. U doet de suggestie om ze nu te 
                        sensibiliseren, ze te zeggen  dat we ermee bezig zijn en te vragen om met de nodige 
                        zorgvuldigheid vragen tot  sloping of verandering aan te pakken. Er zouden geen 
                        veranderingen mogen worden  aangebracht tot het omvattende onderzoek gebeurd is. Ik denk 
                        dat dat een goede zaak is, en  ik ga het ook laten uitvoeren.
                        Voor het bruggenhoofd heb ik  u een concrete timing gegeven: in 2014 is er het onderzoek en 
                        in 2015 volgt de bescherming.  We gaan vragen dat het agentschap er de hand aan houdt, met 
                        een alert optreden tussendoor  voor het geval er individuele bedreigingen zouden zijn en een sensibilisering die gemeenten  wijst op hun verantwoordelijkheid.
                        
                      De voorzitter: De heer Caron  heeft het woord.
                      
                        De heer Bart Caron: Kunt u misschien  een beeld geven van de relicten die er zijn, zowel uit 
                        het interbellum als van WO I  zelf? Ik heb het niet over de wederopbouwarchitectuur na WO 
                        I. Zijn ze volledig  geïnventariseerd? Hoe volledig is het beeld?
                      Minister Geert Bourgeois: U kunt ze via de  trefwoorden ‘interbellum’ en ‘WO II’ vinden in 
                        de inventaris. Er zijn 180  relicten uit WO II, en 74 zijn er vastgesteld. Het is uiteraard niet 
                        volledig omdat het samenhangt  met die algemene visie.
                      De voorzitter: De vraag om  uitleg is afgehandeld.
                    
                    
                      Er was ook oorlog na 14-18, over oorlogserfgoed
                      Uiteraard en terecht gaat er momenteel veel aandacht naar de herinnering van   Wereldoorlog I. Maar dat mag er volgens mij niet toe leiden dat ons militair   onroerend erfgoed van ná WO I vogelvrij verklaard wordt. Minister Bourgeois,   hierover door mij ondervraagd in de Commissie Onroerend Erfgoed, belooft alvast   een tandje bij te steken en zal de gemeenten met aandrang vragen om omzichtig om   te springen met elke slopingsaanvraag voor militair erfgoed.
                      De concrete aanleiding voor mijn vraag was het Bruggenhoofd Gent, een   verdedigingslinie uit het Interbellum waar de voorbije jaren enkele waardevolle   bunkers van werden gesloopt. Vermits de militaire geschiedenis niet stopt aan de   gemeentegrenzen, is een totaalvisie op Vlaams niveau absoluut noodzakelijk.   Zonder die globale aanpak riskeren we immers om in elke gemeente –het   Bruggenhoofd Gent strekt zich uit over 20 gemeentes- een alibibunker te   beschermen, terwijl ogenschijnlijk onooglijke bouwwerkjes, die net historisch   veel waardevoller kunnen zijn, gesloopt worden.
                      Minister Bourgeois erkent dat ‘een inventaris van het militaire erfgoed uit   de periode 1918-1945 de beste leidraad zou zijn voor de gemeentes die moeten   oordelen over slopingsaanvragen.’ Deze inventarisatie past in het historische   traject dat de minister afloopt, waarbij na de oude vestingen en forten nu ook   het militair erfgoed uit de eerste wereldoorlog grondig is geïnventariseerd en   zo nodig beschermd. Maar voor het militair erfgoed van na WO I is er nog heel   veel werk. Het merendeel is niet geïnventariseerd, laat staan beschermd. Er   staan er 180 in de inventaris, terwijl er meerdere 1000den zijn. Er zijn enkele   mooie voorbeelden van beschermde sites zoals de Atlantikwall aan de kust en de   antitankgracht in Haacht.
                      Als eerste aanzet voor bescherming van recenter militair erfgoed stuurt de   minister alvast een richtlijn naar alle gemeenten om bij slopingsaanvragen zijn   diensten te verwittigen. Dan kan de minister beslissen tot een voorlopige   bescherming voor één jaar van het relict. Een tijdspanne die kan worden gebruikt   om na te gaan hoe waardevol het militair bouwsel is en of een definitieve   bescherming noodzakelijk is.
                      Ik ben tevreden met deze voorlopige oplossing, maar hoop vooral op een snelle   realisatie van een algemene inventarisatie en totaalvisie. Wanneer we nu kijken   naar de Inventaris Onroerend Erfgoed moeten we vaststellen dat er nog bitter   weinig gedocumenteerd, laat staan beschermd is. Nochtans is ons militair erfgoed   en vooral de herinnering dat vrede geen evidentie is, te belangrijk om te laten   verloren gaan.
                      Bron: website www.bartcaron.be
                      
                    
                      (1) Bij de inventarisatie 
                        van Wetteren in de periode  2002-2003 werden de bunkers stuk voor stuk opgenomen in de 
                        vastgestelde Inventaris van  het Bouwkundig Erfgoed 
                      
                        De inventarisering waarvan in de tekst sprake is dateert inderdaad vanuit de periode 2002-2003. Ikzelf ben met mijn zoektocht pas gestart in de zomer van 2006. Weet dat in de huidige inventaris van bunkers op Wetters grondgebied binnen de Dienst Erfgoed, zeker niet alle bunkers op Wetters grondgebied zijn vermeld. Er zijn er dus wel degelijk vergeten. 
                      
                      (2) De  constructie van militaire gebouwen hangt zeer sterk samen 
                        met de militaire evolutie.  Het is dan ook een logica om eerst relicten uit de Eerste 
                        Wereldoorlog te onderzoeken  en te beschermen en vervolgens aan te sluiten bij het 
interbellum en uit te monden  bij de Tweede Wereldoorlog.
                      
                        Persoonlijk ben ik wat bang dat met een dergelijke redenering door alles letterlijk chronologisch van oud naar nieuwer te gaan beschermen, nog veel zaken gaan verdwijnen voor ze aan de beurt komen.
                        Ook hoop ik persoonlijk dat er niet gaat blindgestaard worden, enkel en alleen op Bruggenhoofd Gent. Op mijn website (zie bij vestingsbouw rondom Gent, los van Bruggenhoofd Gent), staan nog meerdere meer dan interessante relicten die heden totaal niet beschermd zijn en ook hun historisch verhaal hebben. Enkele voorbeelden:
                        
                          - In de Gentse haven zijn in 1953 20 koude oorlog, schuilbunkers gebouwd. Hiervan zijn er nu op mijn website nog 5 beschreven. Eén bijkomend exemplaar bestaat nog en dient nog aangevuld te worden op de website. Dit betekent dus dat de andere 14 exemplaren ondertussen dus allen gesloopt en verdwenen zijn. Deze structuren zullen dus als ik de redenering volg, allen zo goed als gesloopt zijn tegen dat er ook maar zal aan gedacht worden, ook maar 1 intakt gevalletje te bewaren. Op alle bestaande structuren hiervan berusten reeds tientallen jaren oude sloopvergunningen en ze liggen allen op industriegebied (veel respect voor dergelijke structuren hoef je daar dus meestal niet te verwachten).
- Het Citadelpark te Gent. Ik wil er bij deze dan ook misschien op wijzen dat de structuren die zich daar nog bevinden reeds van voor WO I zijn en als ik de minister zijn redenering volg, reeds allen hadden moeten beschermd zijn wat zeker ook niet het geval is. Dit Citadelpark bevat ook nog een unieke Belgische Commandobunker uit 1938-39. In huidige studies over de toekomst van het park wordt deze structuur dus letterlijk doodgezwegen, laat staan dat er het minste gedacht reeds bestaat wat ze er gaan mee aanvangen.
- Er staan op dezelfde pagina's nog heel wat gelijkaardige zaken die heden ook totaal niet beschermd zijn en toch ook best zouden mee opgenomen worden, werk aan de winkel dus.
Mijn eerste voorstel zou dan ook in dit kader zijn van niet chronologisch te werken maar volgens DRINGENDHEID, lees risico dat ze in de toekomst zullen gesloopt worden. Er bestaan op het moment van Bruggenhoofd Gent nog 183 bunkers van de originele 228. Van deze 183 zijn er heden een 23 tal  die heden letterlijk binnen de komende jaren het directe risico lopen te zullen gesloopt worden om één of andere reden. Hierbij rangschik ik er heden slechts een drietal  met direct risico op het moment. Neem dan toch die bunkers voor en bescherm dan de rest van de linie in een latere periode. De vele bunkers midden in de velden staan daar nu reeds meer dan 70 jaar zonder dat er veel mensen door gestoord worden. Dat zal allicht ook de komende tientallen jaren voor vele van die bunkers zo blijven. Dat zijn niet de bunkers die de dringende bescherming nodig hebben. In dezelfde situatie verkeren dus ook massa's WO I bunkers die nu wel allen voorgetrokken worden om ze nu eerst dringend te gaan beschermen... 
                        
                      (3) In het bijzonder over de  timing van het dossier van het Bruggenhoofd Gent kan ik het 
                        volgende meegeven. In eerste  instantie werken we aan de bescherming van de 
                        Hollandstellung. Mijn  administratie heeft al gevorderde ideeën over hoe de bescherming er 
                        gaat uitzien.
                      
                        Ook voor deze origineel Duitse stelling geldt bovenstaande regel. Er zijn dus opnieuw zeker bunkers van deze linie die dringend zullen dienen beschermd te worden. Anderen staan net zoals hierboven reeds gemeld midden in weilanden en zullen daar zelfs zonder directe bescherming nog lang staan. Opnieuw hetzelfde, spits jullie eerst toe op de meest dringende gevallen en vervolledig daarna met de ontbrekende gedeeltes op het moment dat de meest bedreigde gevallen reeds beschermd zijn. Die bunkerlinie omvat +/- 800 bunkers in zijn geheel. Weet dat het voor die linie zeker niet evident zal zijn alle bunkers die nog bestaan terug te vinden daar het om een Duitse linie gaat (waar u dus zeer weinig relevante documentatie over lokaties gaat terugvinden in Belgische archieven). Ik heb mij zelf nog maar nauwelijks met die linie bezig gehouden op het beperkte artikel dat u er van op de website kunt van terugvinden. In Stekene weet ik er nog eentje staan waar ik sterk mijn twijfels over heb dat hij ooit door iemand van jullie diensten zal vastgesteld zijn. 
                        
                      (4) Een vooronderzoek voor  Bruggenhoofd Gent zou aansluitend hierbij in 2014 kunnen worden 
                        opgestart
                      
                        In veel gevallen begin ik mij hier dan wel de vraag te stellen wat dit vooronderzoek gaat inhouden dat dit een jaar dient te duren met alle detailinfo die u nu reeds kunt terugvinden over Bruggenhoofd Gent op deze website. Natuurlijk is het opnieuw zeer jammer te moeten vaststellen dat ondanks alles wat hier wordt geschreven, de enige nog niet rechtstreeks gecontacteerde betreffende deze materie via de dienst erfgoed, ikzelf blijk te zijn. 
                        
                      (5) Een belangrijk werk zal erin 
                        bestaan om ook zicht te  krijgen op gelijkaardige militaire constructies in de rest van 
                        Vlaanderen. Ook dat zal enige  onderzoektijd vergen.
                      
                        We krijgen hier dus wel opnieuw de typische omgekeerde denkwereld. Men is meer bezorgd over de bescherming van zaken waar men op het moment nog niet eens weet heeft of ze al dan niet nog bestaan dan dringend werk te maken van de zaken die dringend moeten beschermd worden en alle info op een schoteltje wordt van aangeboden. Volgen wie volgen kan... 
                        
                       (6) In de laatste drie jaar zijn er drie bunkers
gesloopt, ondanks het ongunstige  advies van mijn administratie.
                      
                        Sinds 2006 heb ik sinds ik met mijn zoektocht ben begonnen weet van:
                        
                          - Sloop S5 en S6 te Wetteren (spoorwegbrug) - 2006 
- Sloop E5 te Eke. - 2006
- Sloop Av6 te Moortsele - 2007 
- Sloop Av1 te Semmerzake - 2008  
- Sloop B46 te Melle - 2009 
- Sloop D11 te Schelderode - 2011
- Illegale sloop E3 te Eke - 2015 
Daarnaast werd door protest van onder de website, de sloop van B18 te Melsen en D23 te Wetteren voorlopig verhinderd. Dit is al een heel minder positief beeld als het gaat over de sloping van de bunkers. Mochten deze twee ook mee verdwenen zijn, zou ik in de periode van 2006 tot nu reeds op een gemiddelde gezeten hebben van 3 bunkers per 2 jaar.
                        Hierbij spreek ik mij dus nog niet uit over jammer genoeg eveneens ondertussen verdwenen structuren die niets met TPG te zien hebben in deze periode. Zo heb ik sinds 2006 weet van:
                        
                          - Sloop unieke WO I bunker op Wetteren - Koedreef (2006)
- Verdwenen Fluba bunker op grondgebied Wondelgem (2008 of 2009)
- Bijna verdwenen schuilgang aan school Mariagaard te Kwatrecht, gelukkig ondertussen bewaard onder het busstation in aanleg en ondertussen een schoolvoorbeeld van hoe oud erfgoed integreren in nieuwe infrastructuurwerken.   
- Sloop bunker passieve luchtbescherming op de Hopmarkt te Aalst (recent uitgevoerd zonder enige poging hem ook maar te proberen opnemen in nieuwe te bouwen ondergrondse parking, wat perfect had gekund).